Tijd van de zin

Een zin kan in verschillende tijden staan. De twee basistijden in het Nederlands zijn:

  • verleden tijd (vt)
  • tegenwoordige tijd (tt)

De basistijd van de zin wordt weerspiegeld door de persoonsvorm in de zin. Daarnaast gebruiken we soms ook bijwoorden of bijwoordelijke bepalingen om de tijd nog specifieker aan te geven.

Bijvoorbeeld:

Verleden tijdTegenwoordige tijd
Ik liep.Ik loop.
Gisteren liep ik.Nu loop ik.
Vorige week liep ik.Iedere dag loop ik.

Het is heel handig om kinderen direct de basistijd van de zin aan te laten geven bij de zin, zodra je de tijd in de zin hebt besproken. Ik laat kinderen dat altijd voor de zin in de kantlijn schrijven - gewoon met de afkorting.

Andere tijden

Natuurlijk zijn er nog veel meer tijden mogelijk. Iedere taal geeft die op zijn eigen manier weer. Sommige talen hebben nog veel meer mogelijkheden voor de persoonsvorm, andere talen doen dat met andere werkwoordsvormen.

Hoe doen we dat in het Nederlands?

Voltooide tijd

Als iets klaar is, dan is het voltooid. Het is dan dus niet meer bezig. Kinderen voelen dit verschil feilloos aan. Maak gebruik van dat taalgevoel om het verschil aan te geven tussen verleden tijd en voltooide tijd.

Dus:

Ik liep: ik was bezig met lopen, dat was toen onvoltooid.

Ik heb gelopen: het lopen is klaar, het is voltooid; ik doe nu iets anders.

Een van de redenen waarom ik het taalgevoel van kinderen aanspreek en de nadruk leg op het bezig zijn of voltooid zijn, is dat ik kinderen niet afhankelijk wil maken van eventuele bijwoorden of bijwoordelijke bepalingen in de zin. We kunnen die namelijk in beide situaties gebruiken.

Gisteren liep ik naar huis.

Gisteren heb ik een heel eind gelopen.

Het is leuk en nuttig om met kinderen te bespreken wat eigenlijk het verschil is in betekenis.

Voltooid of onvoltooid is extra informatie

Het komt bovenop de basistijd in de zin! Dus als je dit aspect hebt besproken breid je de tijd van de zin uit met een o voor onvoltooid en een v voor voltooid. Kinderen zetten dan dus de uitgebreid tijd voor de zin.

Zin
Tijd
Ik loop.
onvoltooid tegenwoordige tijd - ott
Ik liep.
onvoltooid verleden tijd - ovt
Ik heb gelopen.
voltooid tegenwoordige tijd - vtt
Ik had gelopen.
voltooid verleden tijd - vvt

Het lijkt misschien teveel van het goede om hier zoveel aandacht aan te besteden als het gaat over werkwoordspelling. Als kinderen een voltooid deelwoord kunnen schrijven is dat toch voldoende?

Op zich wel, als je werkwoordspelling als een losstaand onderwerp bekijkt. Maar dan zou je zelfs de term voltooid deelwoord kunnen overslaan en het als een gewoon woord kunnen behandelen: je herkent een voorvoegsel en voor de d/t aan het einde maak je het woord gewoon langer. Net zo makkelijk.

Ik vind dat als je de term behandelt en de tijd benoemt, dat je kinderen dan echt handvatten moet geven om het te snappen en te onthouden.

Hoe maken we de voltooide tijd?

We maken de voltooide tijd met een hulpwerkwoord (hebben of zijn) en het voltooid deelwoord. Of je hebben of zijn gebruikt bij een bepaald werkwoord, moet je weten. Kinderen die daar een fout bij maken, moet je de goede combinatie laten leren.

Toekomende tijd

We gebruiken de toekomende tijd als we iets in de toekomst weergeven. Daar gebruiken we in het Nederlands specifiek het hulpwerkwoord zullen voor.

Ik zal lopen.

De toekomende tijd is nog weer extra informatie bovenop de basistijd én de (on)voltooide tijd. Als er sprake is van toekomende tijd, dan voegen we een extra t toe. Je krijgt wel bijzondere combinaties, maar ze kunnen allemaal voorkomen 😉

Zin
Tijd
Ik zal lopen.
onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
Ik zou lopen.
onvoltooid verleden toekomende tijd
Ik zal gelopen hebben.
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
Ik zou gelopen hebben.
voltooid verleden toekomende tijd

De toekomende tijd is niet iets wat je normaal gesproken op de basisschool leert. Voor de Nederlandse werkwoordspelling is het ook geen interessante tijd, omdat je eigenlijk geen spellingdilemma's ervaart. Kinderen met een buitenlandse achtergrond moeten wel leren dat het werkwoord zullen onregelmatig is, zowel in de tegenwoordige tijd als de verleden tijd. En wat bijzonder is: het heeft geen voltooid deelwoord.



Reactie plaatsen