Infinitief of hele werkwoord
De infinitief of het hele werkwoord is de onbepaalde wijs van een werkwoord, ofwel de vorm die niet vervoegd is naar persoon (dat is namelijk de persoonsvorm) of tijd (voltooid of tegenwoordig deelwoord).
Voor de infinitief kan je altijd "om te" zeggen: om te lopen, om te fietsen, om te dansen, ... Het is dan ook de vorm die je gebruikt als je kinderen de term werkwoord gaat aanleren. Zie Werkwoordspelling leren, stap 1.
Ook als je een werkwoord wilt opzoeken in het woordenboek, gebruik je deze vorm. Hij wordt dan ook wel de woordenboekvorm genoemd in sommige methodes.
Wanneer gebruik je de infinitief of het hele werkwoord?
Als je met kinderen de term infinitief of hele werkwoord gaat bespreken, ga je deze natuurlijk in zinnen toepassen. De infinitief kan op twee manieren gebruikt worden:
- als werkwoord; het is dan onderdeel van het werkwoordelijk gezegde
- als zelfstandig naamwoord; het is dan onderdeel van een ander zinsdeel.
Om te weten welke van de twee je in een bepaalde zin te pakken hebt, moet je de zin ontleden. Je moet in ieder geval de persoonsvorm, de zinsdelen en het werkwoordelijk gezegde bepalen.
Voorbeeld:
pv o wwg Zullen | we | naar huis | lopen?. ww ww | lopen is als werkwoord gebruikt in de zin en is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde. |
o pv Lopen | gaat | langzamer dan fietsen. | Lopen is onderdeel van het onderwerp en is als zelfstandig naamwoord gebruikt (het lopen) |
Spelling van de infinitief
Voor het foutloos spellen van de infinitief volg je de gewone spellingsregels. De rol van de infinitief in de zin heeft geen invloed op de spelling (dat is dus anders dan bij de persoonsvorm!).
Let voor het spelling van de infinitief op de volgende punten:
- als de ik-vorm een verdubbelde klinker aa, ee, oo, uu heeft (de ie is lastiger...), dan heeft de infinitief maar één klinker. Bijvoorbeeld: ik maak - om te maken
- als de ik-vorm een enkele klinker a, e, i, o, u heeft, gevolgd door één medeklinker, dan heeft de infinitief een dubbele medeklinker. Bijvoorbeeld: ik bak - om te bakken
- als de ik-vorm eindigt op een f, dan heeft de infinitief meestal een v. Bijvoorbeeld: ik geef - om te geven. Maar let op: dit klopt niet altijd! Bijvoorbeeld: ik golf - om te golfen.
- als de ik-vorm eindigt op een s, dan heeft de infinitief meestal een z. Bijvoorbeeld: ik graas - om te grazen. Maar let op: dit klopt niet altijd! Bijvoorbeeld: ik dans - om te dansen.
Voor de laatste twee gevallen geldt dat het omgekeerde wel altijd waar is.
Verwarring tussen de infinitief en de persoonsvorm in het meervoud?
In het Nederlands kun je aan het geschreven werkwoord niet zien of je te maken hebt met een infinitief of met een persoonsvorm in het meervoud (horend bij wij, jullie of zij): ze zien er precies hetzelfde uit.
Waarom zou je dan moeilijk doen en al die termen aanleren?
Voor de persoonsvorm bestaan er namelijk specifieke spellingregels, terwijl de infinitief de spellingregels voor gewone woorden volgt. Dat maakt dat kinderen kennis nodig hebben om dilemma's op te lossen bij vormen die hetzelfde klinken, maar toch anders geschreven moeten worden.
Denk bijvoorbeeld aan:
Zij moeten de folders verspreiden. (infinitief)
Zij verspreiden de folders. (persoonsvorm - tegenwoordige tijd)
Gisteren verspreidden zij de folders. (persoonsvorm - verleden tijd)