ik-vorm van een werkwoord
De ik-vorm van een werkwoord is de vorm die het werkwoord heeft als ik het uitvoer in de tegenwoordige tijd.
De ik-vorm van werken is ik werk.
De ik-vorm van lopen is ik loop.
De ik-vorm van bakken is ik bak.
De ik-vorm is de basis voor alle andere werkwoordsvormen: die worden gevormd door bepaalde vaste letters of lettercombinaties voor en/of achter de ik-vorm te plakken.
Je kunt kinderen al heel jong kennis laten maken met de ik-vorm zelf, maar ook met de term ik-vorm. Voor heel veel werkwoorden is dat namelijk een woord van één lettergreep, dat ze al in groep 3 leren schrijven. Bovendien is het een vorm die kinderen in hun eigen taalgebruik heel veel gebruiken 😉. Dus de term ik-vorm kunnen ze heel makkelijk plaatsen.
En het mooie is, dat je daarmee al een basis legt voor de term persoonsvorm, waar je natuurlijk pas later mee aan de slag gaat.
ik-vorm en stam
De ik-vorm neemt een centrale plaats in bij het maken van de verschillende werkwoordsvormen. Omdat de ik-vorm vaak een woord van één lettergreep is, dat overal de gewone spellingregels volgt, is het een hele fijne vorm om mee te beginnen. Dat de ik-vorm gebaseerd is op de stam van het werkwoord, en hoe je dan precies van stam naar ik-vorm komt, is iets waar je pas later met kinderen mee aan de slag gaat.
Wat ik wel altijd doe, is mondeling benoemen hoe je van het hele werkwoord naar de ik-vorm komt. Ik gebruik daarvoor een som:
Het eerste deel doe ik mondeling, kinderen schrijven vervolgens de ik-vorm op. Daar gaan we dan mee verder.
Waarom zo'n nadruk op die ik-vorm?
De ik-vorm is de vaste basis van allerlei werkwoordsvormen. We plakken voor de verschillende personen en tijden vaste stukjes aan de ik-vorm. Welke stukjes je wanneer gebruikt, dat leren kinderen bij de regels van de werkwoordspelling. Vaak worden die regels ondersteund door een schema.
Wat je daarbij niet moet vergeten te vertellen aan kinderen, is dat je bij het aanplakken van die stukjes de gewone spellingregels van het Nederlands gebruikt:
- als ik een medeklinker toevoeg aan het einde van een woord, dan verandert er aan het woord zelf niets. Bijvoorbeeld: ver + f = verf, en net zo loop + t = loopt. De enige bijzonderheid hier is: je schrijft nooit twee keer dezelfde medeklinker aan het eind van een woord. Dus schat +t, dat kan niet.
- als ik een achtervoegsel dat begint met een klinker toevoeg aan een woord, dan 'pakt die een medeklinker af van het basiswoord' (bij Taalkanjer noemen we dat de magneet). Dan moet je even checken of je iets moet oplossen bij het basiswoord. Bijvoorbeeld: word + en = wor-den; dit is meteen ok. Maar loop + en = lo
o-pen: ik heb de tweede o niet meer nodig! - als ik een achtervoegsel dat begint met een medeklinker toevoeg aan een woord, dan verandert er aan het woord zelf niets. Bijvoorbeeld: bak + je = bakje, en net zo bak + te = bakte. Dan krijg je dus soms bijzondere vormen als brandde: het ziet er misschien bijzonder uit, maar het volgt dezelfde regel als brandje!
Bijzondere ik-vormen
De ik-vorm wordt bijna altijd afgeleid van het hele werkwoord. Er zijn een paar onregelmatige werkwoorden waar dat niet voor geldt:
- zijn - ik ben
- mogen - ik mag
- kunnen - ik kan
- zullen - ik zal
Voor spelling bevatten deze ik-vormen natuurlijk geen bijzonderheid. Maar het is wel handig dat kinderen weten dat het ik-vormen (en dus werkwoorden) zijn.